zondag 14 maart 2010

Crazy


Ik word gek!
"Waarvan?"
Van alles!

Van de mensen om mij heen, de woorden die ze zeggen en de manier waarop iedereen reageert. Hoe iedereen die ik niet al zelf uit angst weg heb geduwt, langzaam van mij weg drijft. Hoe ze tegen elkaar aan botsen op hun vlotjes en samen om mijn kust blijven dobberen. Ik word er gek van te weten dat ze praten en het over mij hebben. Ik weet niet wat ze zeggen and ít's driving me crazy!
Maar het grootste probleem ben ik zelf. Ik word er gek van me te bedenken dat het mijn eigen schuld is. Ik was degene die mijn eilandje niet wou delen. Ik was degene die de langszwemmende schipbreukelingen aan mijn land haalde en hun vertrouwen won. Ik was degene die, zodra ze dichterbij wouden komen en zo langzamerhand al op mijn eilandje woonden, de drenkelingen het water in duwde. Ze werend bekend op mijn eilandje, te bekend. Ik kon er niet tegen hoe ik mij niet voor hun kon verstoppen en hoe ze bijna elke uithoek van mijn kleine, afgebroken stukje land kenden. Ze wisten wat de zwakke plekken waren, hoe ze het eilandje konden laten zinken. Bang voor de verdrinkingsdood die daardoor voor mij zou volgen, heb ik ze weer van mijn stukje land gejaagd. Ik heb ze weg getrapt en geschreeuwd dat ze maar een ander stuk land moesten zoeken om op te verblijven.
Spijt had ik, toen ik ze weg zag drijven. Het eerste stukje zwommen ze, maar op een gegeven moment stopte er iemand. Ze draaide zich om en keek mij aan. Ik voelde spijt, maar was blij dat ze niet terug kwam. Ongeveer even blij was ik voor het feit dat ze nog bij me bleef. Ik zag haar terug zwemmen. Angst sloeg mij om het hart en begon als een gek te schreeuwen en krijsen. Trillend op mijn benen en schokkend over mijn hele lijf van angst, gilde ik de longen uit mijn lijf.
Ze is weer gestopt en staart mij vanaf een afstandje aan. Ik ben opgelucht, maar nog steeds niet helemaal gerustgesteld. Ze is nog zo dichtbij en kan elk moment deze kant weer opkomen. Nog trillend van de zeunuwen wacht ik af. Ze lijkt weer weg te drijven. Langzaamaan kan ik weer ademhalen. Het gaat nog steeds moeilijk, haperend, maar het word beter. Op onvaste benen blijf ik staan, starend, terwijl ik wacht tot ze vanzelf weer weg zwemt. Bang ben ik dat ze het zwemmen is verleerd en kopje onder zal gaan.

Vervuld van schuld en afgunst tegenover mijzelf kruip ik in elkaar en schuif langszaam naar achteren. Mijn rug raakt zacht de verdorde palmboom op het midden van het stukje land. Angst en schuld gieren over het eiland. Verward kijk ik omhoog. Ik weet niet welke ik moet kiezen. Moet ik aan de angst toegeven en mijn eilandje voor mijzelf houden, of wil ik mij van de schuld ontdoen met de gevolgen dat mijn eiland hierdoor ten onder gaat?

It's driving me crazy.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten